Jeroen Kriek, artistiek leider van The Young Ones, is op uitnodiging van Le Grand Cru twee weken aan het werk in Burundi met een groep acteurs en dansers. Hier lees je zijn tweede blog.
Bujumbura calling #2
door: Jeroen Kriek
Dit is onze tweede week in Bujumbura. Een nieuwe week van werken, trainen en maken met de dansers en spelers van APC PARLE. Deze twee weken zijn een onderdeel van een langer lopend trainingsparcours wat Le Grand Cru samen met PARLE heeft ingezet om hun spelers meer technische en inhoudelijke bagage mee te geven. Al gedurende de vorige week ontdekten we dat het daar niet alleen bij zou moeten blijven. De groep bleek als los zand aan elkaar te hangen. Twintig eilanden in een oceaan van onderlinge gereserveerdheid en een gebrek aan vertrouwen. Twintig vriendelijk glimlachende gezichten als een betonnen masker voor hun binnenwereld. Opgegroeid in een land vol oorlog, genocide, armoede. In een staat van voortdurende uitzichtloosheid proberen hoop te houden dat er ooit iets veranderd. Een vrijwel onmogelijke opgave.
Degene die de macht hebben in dit land zijn voornamelijk bezig om die te behouden en te zorgen dat de andere partij de macht niet krijgt. Macht hebben is immers overleven. Onderliggende partij zijn betekent in veel gevallen de dood. Heel basic, heel overzichtelijk ook. Maar funest voor een bevolking die meer dan schoon genoeg heeft van alle steeds weer opnieuw gezaaide onderlinge achterdocht. Een bevolking die letterlijk murw is geslagen door de opeenstapeling van teleurstellingen, geweldspiralen en al die holle frasen die ze al decennia lang op de mouw gespeld krijgen. Het land is mentaal failliet. Zeker de oudere generatie kan het niet meer opbrengen en is volledig gedemoraliseerd. Het gevolg ervan is ‘ieder voor zich en God voor ons allen, als hij al bestaat’. Het duurt zolang het duurt. Defaitisme ten top.
Het kan niet uitblijven dat dit zijn weerslag heeft op de generatie die nu volwassen aan het worden is en langzamerhand de kar moet gaan trekken. Een van de belangrijkste uitingen ervan is een totaal gebrek aan eigenwaarde en zelfvertrouwen. Opgeven is beter dan doorzetten, je mond houden is beter dan spreken. Het gros zou er het allerliefste helemaal niet willen zijn. Dat klinkt gechargeerd maar het is helaas de keiharde realiteit. Je kop boven het maaiveld uitsteken is bijna synoniem met je kop in de strop steken. Jouw uitgesproken aanwezigheid zal ooit een van de machthebbers een doorn in het oog zijn, met alle gevolgen van dien. Kritisch zijn is schaken met de Dood. En ging het dan nog over inhoud, over bevlogenheid, over een verschil van inzicht hoe dit land op te stuwen in de vaart der volkeren, dan was dat nog enigszins te verdedigen. Hier, in Burundi, gaat het echter niet over inhoud. Het gaat over posities, en vooral hoe die te behouden.
Je kop boven het maaiveld uitsteken is bijna synoniem met je kop in de strop steken.
Hoe groot is het contrast als je dan als PARLE-speler wordt geconfronteerd met twee Hollandse eigenheimers die met grote voortvarendheid fysiek en mentaal aan je beginnen te sjorren. Die júist willen dat je voor de dag komt, die júist willen dat je je uitspreekt. Erger nog, die ‘Je peut être ici’ tot credo van hun werk gemaakt hebben. Hoe moet dat? Voor de dag komen? Hoe doe ik dat? Mezelf uitspreken? Wat heb ik überhaupt te melden? Allez, reste moi!
In onze trainingen richten we ons steeds meer op samenwerken. Op naar elkaar kijken, naar elkaar luisteren. Basisopdracht wordt: Delen. Laat zien wat je meemaakt. Niet wegdraaien, niet naar binnen gaan. Maar laten zien. Delen met de rest van de groep.
Het woord ‘partager’ wordt een geuzenwoord. En langzamerhand breekt het meer en meer open. Waar we de vorige week besloten met een voorzichtig gemompeld ‘Here I am’ voelen we gedurende deze week langzamerhand een enorme gretigheid loskomen. Waar de groep in het begin op het dociele afwachtend was ontstaat er nu discipline en zelfcorrectie. Waar de groep bij het ontsporen van een opdracht steevast naar de ander wees ontstaat er zelfreflectie. Het is qua materiaal en technische groei nog niet groots maar er gebeurt iets fundamenteels: Er ontstaat een innerlijke drive. En opeens worden de oefeningen niet meer gedaan omdat de trainers dat zo graag willen maar omdat er noodzaak ontstaat. Van binnenuit. En dat is de enorme winst van deze week.
Waar we de vorige week besloten met een voorzichtig gemompeld ‘Here I am’ voelen we gedurende deze week langzamerhand een enorme gretigheid loskomen.
Er wordt anders gewerkt. Opeens ie er het gevoel van een studio waar theater en dans gemaakt wordt. Er worden meters gemaakt, en uren. Het niveau schiet omhoog. Keerzijde ervan is dat duidelijk wordt wie er echt thuis horen in dit vak, en wie niet. Sommigen kunnen het niet bijbenen of vallen qua mentaliteit door de mand. Zo moet het ook. We zijn er niet om te behagen, we zijn er om de lat omhoog te duwen. Ook dat is het belang van het creëren van zelfvertrouwen. Eisen stellen, begrenzen, spijkerhard zijn vanuit liefde voor het vak en deze spelers. En dat is confronterend.
In een van de oefeningen werken we vanuit een heftige beweging van het bekken. De oudste beweging ter wereld. Voor de groep hier buitengewoon gênant, vooral voor de vrouwen. Opmerkelijk wel voor een groep die zich een pleitorganisatie noemt voor seksuele rechten. Theatermaken over seksualiteit maar zelf de oerbeweging niet eens durven maken. Natuurlijk is het gênant, maar je bent een acteur en je bent in een veilige studio en je hebt hier voor gekozen. No mercy. We gooien er nog een schepje bovenop: bij elke bekkenpuls schreeuw je het woord: ‘Oui!’. Hilariteit ten top, maar het werkt. Ze gooien zich er uiteindelijk in en het is prachtig.
Gaandeweg gaan we meer maken in plaats van trainen. We werken naar een presentatie als afsluiting. Feri choreografeert voor hen complexe bewegingsfrasen aan elkaar tot een samenhangend geheel waarin in ze vol aan de bak moeten. Als groep en soms individueel. Maar het moet samen, ze moeten kijken en samenwerken. En delen. Ik werk een aantal scenes met ze uit. Hun thema van seksueel geweld verwerken we en passant in de presentatie. Opmerkelijk moment is als een van de spelers, Arnaud, een boom van een vent, in een geënsceneerd schijngevecht per ongeluk een rechtse directe krijgt en huilend ter aarde stort. Het bloed loopt uit zn mond. Iedereen is meteen van de vloer vertrokken en kijkt de andere kant op of naar de grond. Arnaud ligt bloedend op de grond. Ik vlieg naar hem toe, sla een arm om hem heen. Dat trekt hij bijna niet. ‘Aidez lui’ roep ik. ‘Help hem!’. Iemand komt met een doekje en veegt het bloed van de vloer en is meteen weer vertrokken, geen blik naar Arnaud. ‘Aidez lui’ roep ik nog eens, dan komt er iemand. Voorzichtig, alsof Arnaud een dode is. Dat is ook Burundi. Zo getraumatiseerd zijn door al het geweld dat je je niet meer kan verbinden met iemand die gewond is. We hebben het er naderhand over. Iedereen is er door geraakt. Door de klap, maar ook door het eigen handelen.
Iedereen is er door geraakt. Door de klap, maar ook door het eigen handelen.
De presentatie staat als een huis. De groep is totaal ‘samen’. Feri en ik zien in het kleine halfuur dat de presentatie duurt in vogelvlucht ons werk terug. Aan het eind van de presentatie, tijdens het nagesprek demonstreert de groep vol overgave de heftige bekkenbeweging uit de training aan het voltallige publiek. Zonder gêne. Door het hele Institute Francaise klinkt als een enorme oerkreet een volmondig ‘OUI!’